-
1 kalt
〈 kälter, (am) kältest(en)〉3 koud, gevoelloos ⇒ onvriendelijk, afwijzend4 vreselijk, ontzettend♦voorbeelden:kalte Miete • kale huurkaltes Gestein • dood, weinig erts bevattend gesteenteden Wein kalt stellen • de wijn op een koele plaats zettenes überlief mich kalt • ik kreeg er koude rillingen vanmir ist kalt • ik heb het koudim Kalten sitzen • in de kou zittenkalt bleiben • geen gevoel tonen, zich niet opwinden〈 informeel〉 kalt lassen • koud, onverschillig latenkalte Wut • blinde woede -
2 kalte Mamsell
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский